Orgel Salvatorkerk

Geschiedenis

Het orgel dat momenteel in de Salvatorkerk te Arnhem staat, is in ca. 1890 gebouwd. Ik kom hierover verschillende jaartallen tegen. Bronnenonderzoek heeft tot nu toe geen nauwkeuriger informatie opgeleverd. Schrik niet van de nieuwbouwprijs: fl. 2.000, -.

Het orgel is van Leichel, een befaamde orgelbouwfamilie in die periode, afkomstig uit Westfalen.

Er waren toentertijd in Nederland twee orgelbouwbedrijven Leichel: Ehrenfried Leichel, die uiteindelijk in Arnhem is terechtgekomen, en Friedrich Leichel, die in Lochem zijn bedrijf had.
Ons orgel is van Ehrenfried (1828 – 1905) en is gebouwd voor de Gereformeerde kerk aan de Kerkstraat in Arnhem-Noord. De Kerkstraatkerk is in 1887 (het jaar van de Doleantie) in gebruik genomen.

De oorspronkelijke dispositie (het geheel aan registers) van het orgel is niet bekend. In ieder geval had het onderstaande registers:

  • hoofdwerk: Subbas 16’, Praestant 8’, Holpijp 8’, Octaaf 4’, Octaaf 2’, Trompet 8
  • bovenwerk: Gedekt 8’, Roerfluit 4’, waarschijnlijk ook nog wel één of meer zg. strijker(s) 8’.
    Een strijker is een register waarbij de pijpen een klank geven enigszins verwant aan strijkinstrumenten
  • pedaal: aangehangen

Het orgel in de Kerkstraatkerk

Welke registers er nog meer op zaten, is niet bekend. Na de sluiting van de Kerkstraatkerk, in 1925, is deze vervangen door de Gereformeerde Westerkerk, die vlakbij het station heeft gestaan. De overplaatsing van het orgel is vermoedelijk – zonder aanpassingen aan het orgel – verzorgd door de N.V. Orgelfabriek P. van Dam te Leeuwarden. Daar heeft het orgel tot 1997 dienst gedaan. Zowel de Kerkstraat- als de Westerkerk is inmiddels afgebroken.

Het orgel in de Westerkerk vóór de restauratie van 1972

Begin 70-er jaren is de Westerkerk volledig gerenoveerd en geschikt gemaakt voor kleinere aantallen kerkgangers. Er is toen een verdieping in de kerkzaal gebouwd. Het orgel kwam – ruimtelijk gezien – weliswaar weer ongeveer op z’n oorspronkelijke plaats terecht, maar kwam daarmee wel op de vloer van de kerkzaal te staan.
Van origine was het instrument een zg. balustradeorgel. Het is ervoor gebouwd, het woord zegt het al, om in de balustrade te staan. Daarbij bevindt de speeltafel zich aan de zijkant van het orgel. Dit soort instrumenten zijn typisch 19e eeuws. De plaats waar het orgel vanaf 1972 dan ook in de Westerkerk stond, was voor dit orgel in feite oneigenlijk.
Het orgel is toen door de firma Reil uit Heerde, een gerenommeerde orgelbouwer, gerestaureerd. Tevens is het van een nieuwe kas voorzien. Daarbij is de opstelling van de pijpen in het front aangepast, waarbij het zinken pijpwerk is vervangen door pijpen van orgelmetaal (een legering van lood en tin). De pijpen in de kleine velden van het vernieuwde front zijn ook van 1972 en zijn “voor de show”. Deze worden niet aangeblazen. Ook is er toen een nieuwe windlade in een aparte kas achter het hoofdwerk gemaakt. Hierop staan de pijpen voor het pedaal. Vanuit de kerk kon je (kan ook nu nog) zien dat de langste houten pedaalpijpen, rechts aan de achterkant van het orgel, boven de orgelkas uitsteken. Voorts heeft het orgel toen een herintonatie ondergaan, in verband met de grote ruimte waarin het stond en de mode van die tijd. Het pijpwerk werd wat “opgepept”. Daardoor klonk het kleinere – hoger klinkende – pijpwerk wat brutaal. Tevens zijn enkele registers vervangen. De manualen en registerknoppen van Leichel zijn gehandhaafd. De manualen zijn opnieuw met (ongebleekt) ivoor belegd.
Over de voorgeschiedenis van het orgel is relatief weinig bekend. Dat zal er ook mee te maken hebben, dat het werk van Leichel en andere orgelbouwers uit die periode een tijdlang als inferieur is aangemerkt. Inmiddels heeft een herwaardering plaatsgevonden.

Het orgel in de Westerkerk na de restauratie van 1972

Ten slotte, gedurende het overgrote deel van de periode dat het orgel in de Kerkstraat- en Westerkerk in gebruik is geweest, hebben vier vertegenwoordigers uit drie generaties van de fam. Onck het orgel als vaste organist bespeeld.

Plaatsing in de Salvatorkerk

Na sluiting van de Westerkerk, in 1997, is het orgel naar de Salvatorkerk verplaatst. Het elektronische instrument, dat daar stond, was dringend aan vervanging toe. Daarbij wordt opgemerkt dat een elektronisch instrument een surrogaat voor een orgel is, waarbij het geluid op elektronische wijze wordt gegenereerd. Met de sluiting van de Westerkerk kwam een orgel beschikbaar waarbij het geluid op traditionele wijze wordt opgeroepen door met kracht lucht in pijpen te blazen. Bovendien is het orgel volledig mechanisch. Hiernaar gaat verre de voorkeur uit.
Plaatsing is in januari 1998 uitgevoerd door de firma Reil, die het instrument al geruime tijd in onderhoud had.
Met de plaatsing in de Salvatorkerk kreeg het weer een plek waar het hoort te staan: in de balustrade.
Om financiële redenen is een grondige onderhoudsbeurt toen achterwege gebleven. Keuring van de plaatsing heeft plaatsgevonden door de heer Joh. van Dommele (de voormalige organist van de Grote of Eusebiuskerk in Arnhem). Hij bevestigde hoe wonderwel het orgel in de Salvatorkerk past. Er waren ook geen bouwkundige voorzieningen nodig. Hij merkte tevens op dat het eigenlijk nog een keer zou moeten worden geïntoneerd en daarbij zoveel mogelijk naar de intonatie van vóór 1972 teruggebracht.
In 2003 is de intonatie van enkele registers herzien, zodat deze minder scherp klinken.

Het orgel zoals het nu in de Salvatorkerk staat. Deze foto is gemaakt door de heer F. Leichel, kleinzoon van Ehrenfried Leichel, de bouwer van het orgel

Groot onderhoud 2011

Het orgel in de Salvatorkerk krijgt eenmaal per jaar, meestal in het voorjaar, een onderhoudsbeurt. Deze wordt ook nu nog uitgevoerd door de firma Reil. Het orgel wordt dan gestemd, het mechaniek nagelopen en waar nodig bijgesteld, en eventueel benodigde kleine reparaties worden uitgevoerd. Bij de jaarlijkse onderhoudsbeurt in 2010 bleek dat er sprake was van een aantal mankementen dat niet tijdens een reguliere onderhoudsbeurt kon worden opgelost. Een probleem dat ook al door de heer Van Dommele in 1998 was onderkend, is dat het orgel veel wind, dat onderweg is naar de pijpen, verloor. Dit leidde tot een onstabiele stemming en intonatie. Andere technische problemen versterkten deze instabiliteit. Daarnaast vertoonde het steeds vaker technische mankementen. In verband hiermee is het orgel door de orgelbouwer aan een schouw onderworpen en heeft hij offerte voor het oplossen van de problemen uitgebracht. Bijna 40 jaar na de laatste restauratie bleek het orgel toe te zijn aan gericht groot onderhoud. Het betrof werkzaamheden die na zo’n periode niet ongebruikelijk zijn. Daarbij werd aangegeven dat het orgel een zodanig goede basiskwaliteit heeft, dat het na uitvoering van de werkzaamheden normaal gesproken weer veel jaren zonder problemen zou kunnen functioneren. Het reguliere jaarlijkse onderhoud zou uiteraard wel nodig blijven. Het Centrale College van Kerkrentmeesters heeft er toen mee ingestemd de voorgestelde werkzaamheden te laten uitvoeren. Dit heeft in november 2011 plaatsgevonden.

Onder andere zijn onderstaande werkzaamheden uitgevoerd:

  • één register (Quintadeen) was niet goed meer te stemmen, doordat de voeten van de langste pijpen onder het gewicht inzakten. Deze pijpvoeten zijn verstevigd en de betreffende pijpen gerestaureerd
  • de hoedafdichtingen van de Roerfluit zijn hersteld
  • de intonatie van het gehele orgel is nagelopen op egaliteit en functioneren en het orgel is gestemd. Met name is aandacht geschonken aan de intonatie van de Praestant en de Nasard van het bovenwerk, zodat deze minder schel klinken en beter binnen het geheel passen
  • enkele pijpen moesten worden hersteld
  • er is een voorziening getroffen waardoor de Sesquialter beter op de lade past (de boringen waren te groot)
  • tijdens het onderhoud is er ook aan gewerkt om de ruis van de windvoorziening, die duidelijk enkele seconden was te horen als de motor werd aangezet, maar verder ook op de achtergrond hoorbaar bleef, terug te brengen. Daarvoor is o.a. de kast om de motor extra geïsoleerd. Overigens is deze ruis bij elk orgel aanwezig en zal deze nooit geheel kunnen worden weggenomen
  • ook aan het pedaal zijn de nodige werkzaamheden verricht, waardoor het beter en met minder bijgeluiden functioneert (het is “ingevoerd”, waarbij in de draaipunten van het mechaniek vilt is aangebracht.) Bovendien kan nu de windtoevoer naar de pijpen onbelemmerd plaatsvinden, waardoor het pedaal (veelal de basstem) duidelijker is te horen. Hiervoor moest het pedaal ook iets omlaag worden gebracht, waardoor het weer op z’n “oorspronkelijke” hoogte ligt
  • voor het onderhoud moesten alle pijpen van de zg. laden worden gehaald. Hiervan is gebruikgemaakt door het inwendige van het orgel schoon te maken
  • de laden en mechanieken zijn integraal nagezien en afgeregeld. Waar nodig zijn leermoeren vernieuwd
  • het afdichtingssysteem van de pijpen op de laden is vernieuwd door het aanbrengen van zg. liegelind-ringen (geweven vilt).

In principe is er dus weinig aan het orgel “veranderd”; de functionaliteiten zijn hetzelfde gebleven. Wel heeft het een stabieler en stemvaster orgel opgeleverd.

Op voorstel van de organisten is ernaar gekeken of het mogelijk zou zijn op het tweede manuaal een register met een heel eigen karakter, een tongwerk, bij te plaatsen. In overleg met de orgelbouwer is echter vastgesteld dat het op een eenvoudige manier plaatsen ervan onvoldoende kans van slagen zou hebben. Het zou een complete verbouw van het orgel vergen en daarmee wel heel veel kosten. Er is dan ook besloten daarvan af te zien.

De werkzaamheden zijn voor een belangrijk deel uitgevoerd door de heer Henk van der Veen van de firma Reil. Ook enkele anderen van de firma Reil hebben meegewerkt. Een deel van de werkzaamheden is in de werkplaats te Heerde uitgevoerd. De kosten van dit onderhoud zijn aanzienlijk gedrukt doordat beide organisten gedurende de periode van het onderhoud (bijna drie weken) hulp hebben verleend. Zij hebben werkzaamheden verricht die niet per se door de orgelbouwer moesten worden uitgevoerd.

Wat – gelet op reacties van gemeenteleden na afronding van de werkzaamheden – opvalt, is dat de motor en het pedaal minder bijgeluiden geven, dat het orgel veel helderder klinkt, met een soms directere “aanspraak”. Ook zijn er kerkgangers die bij het gebruik van de Quintadeen of de Nasard denken dat het orgel nieuwe registers heeft. Dit komt doordat ze voorheen maar beperkt bruikbaar waren. Ze kunnen nu weer hun toontje meeblazen.

Dispositie

Het orgel heeft twee manualen (klavieren voor de handen) en een zogeheten vrij pedaal (klavier voor de voeten).
Het onderste manuaal hoort bij het hoofdwerk en bovenste manuaal bij het bovenwerk. Het pijpwerk van het bovenwerk is opgesteld boven dat van het hoofdwerk. Daardoor heeft het binnenwerk van het orgel twee verdiepingen.
Een vrij pedaal betekent dat het pedaal (in tegenstelling tot een “aangehangen pedaal”) eigen pijpen heeft.
De 14 “sprekende” registers – met pijpen – zijn verdeeld over hoofdwerk (C tot f3 – 53 toetsen), bovenwerk (C tot f3) en pedaal (C tot d1 – 27 toetsen). Hieronder een opsomming van alle registers van het orgel met wat aanvullende informatie.

Hoofdwerk

  • Praestant 8′ – Leichel. De pijpen van de Praestant, de naam geeft het al aan, staan vooraan en zijn voor een deel opgenomen in het front van het orgel
  • Quintadeen 8’- Van den Berg & Wendt 1967. De pijpen van dit register zijn aan de bovenkant afgedekt. Op de plaats van de Quintadeenpijpen stond voorheen vermoedelijk de Subbas 16’
  • Holpijp 8′ – Leichel. Ook een gedekt register
  • Octaaf 4′ – Leichel. Een register dat klinkt als een Praestant, maar dan een oktaaf hoger
  • Fluit 4′ – Leichel. Is – gezien de conische vorm van de pijpen – een Gemshoorn 8’ of iets dergelijks geweest. Het hoogste octaaf is van Reil 1972
  • Octaaf 2′ – Leichel. Weer een oktaaf hoger
  • Mixtuur III-Vst – Reil 1972. III-V Sterk betekent 3 tot 5 pijpen per toets. In 2003 is de hoogste pijpenrij van dit (samengestelde) register verwijderd, teneinde het minder scherp te laten klinken (pijpjes liggen nog in de kast bij het orgel). In feite is dit register dus nu – in tegenstelling tot wat op de registerknop staat – 3 tot 4 sterk
  • Tremulant. – niet van Leichel; vermoedelijk Reil 1972. Dit – niet sprekende – register geeft aan de orgeltoon een golving
  • Manuaalkoppel. Daarmee wordt het bovenmanuaal aan het manuaal van het hoofdwerk gekoppeld. Met andere woorden, als deze koppel is opengetrokken en de organist speelt op het manuaal van het hoofdwerk (het ondermanuaal), dan speelt het bovenmanaal automatisch mee
  • Koppel Ped-HW – vermoedelijk Reil 1972. Hierdoor wordt het hoofdwerk aan het pedaal gekoppeld.

Bovenwerk

  • Praestant 4′ – Van den Berg & Wendt of Reil
  • Gedekt 8′ – Leichel. De naam zegt het al, een gedekt register
  • Roerfluit 4′ – Leichel. Een half-gedekt register
  • Sesquialter IIst – van de Arnhemse orgelbouwer Jan Kunst, ca. 1950
  • Nasard 1 1/3′ – Reil 1972. Dit register is niet uitgebouwd in het zg. groot octaaf (met de langste pijpen en dus de laagste tonen).

Pedaal

  • Subbas 16′ – Reil 1972. Een gedekt register van hout
  • Gedekt 8′ – Reil 1972. Vanaf c-klein is het vervolg van de oorspronkelijke Subbas 16’ gebruikt. Wederom een gedekt register.

Front van het orgel

De term 8′ (spreek uit: 8-voet) betekent dat de pijp van dit register op de toets C van het groot octaaf 8 voet (ca. 2,5 m) lang is. Zo’n register geeft tonen op de normale toonhoogte. Registers met een kleinere voetmaat geven hogere tonen (boventonen). Bij het register Gedekt spreken we weliswaar van een 8′, omdat het register het geluid op de toonhoogte van een 8′ voortbrengt; in feite zijn de pijpen echter half zo lang.
In totaal heeft het orgel circa 840 pijpen. Om de verhoudingen aan te geven, er bestaan orgels met meer dan tienmaal zoveel registers en pijpen; in een groot orgel is de langste pijp circa 10 m, in ons orgel circa 2,5 m.

De stemming van het orgel is “gelijkzwevend”. De toonhoogte is een fractie lager dan tegenwoordig gebruikelijk. Na de laatste onderhouds/stembeurt geeft de a’ 439 in plaats van 440 trillingen per seconde, een niet te horen verschil. Voorheen was het verschil iets groter. Voor samenspel wordt hiermee bij het stemmen van de piano in onze kerk rekening gehouden. De piano wordt dus bij het orgel gestemd.

Wat betreft de overige onderdelen:

  • de kas is van Reil 1972
  • het pedaal idem
  • de manualen zijn van Leichel
  • de registerknoppen lijken van Leichel; de trekkers zijn in 1972 nieuw gemaakt
  • het zg. regeerwerk van het hoofd- en bovenwerk is van Leichel, van het pedaal van Reil 1972
  • de windlades van het hoofd- en bovenwerk zijn van Leichel, die van het pedaal van Reil 1972
  • de balg (meervoudige magazijnbalg) is nog origineel, hoewel de scheppen er – met de plaatsing van de motor – vanaf zijn gehaald.

Speeltafel van het orgel

Het totale gewicht van het hoofd- en bovenwerk is ruim 2.200 kg, het gewicht van het pedaalwerk circa 800 kg.

Samenvattend: de kas van het orgel en het pedaal zijn van 1972, het binnenwerk is in belangrijke mate nog in originele staat (eind 19e eeuw). Ook het pijpwerk is voor een groot deel uit de begintijd, hoewel er geen zekerheid over bestaat of Leichel de pijpen voor de orgels, die hij bouwde, zelf maakte.

Ten slotte, van harte hoop ik dat we nog heel veel jaren plezier aan dit instrument kunnen beleven.

Kees van Keulen